Naast grofmotorische vaardigheden als klimmen, springen, hinkelen en huppelen leren kinderen fijnmotorische oefeningen zoals scheuren, plakken, knippen, prikken, tekenen en kleuren.
Al deze vaardigheden zijn essentieel in de ontwikkeling van o.a. taakspanning, tweehandigheid, planmatig werken en ruimtelijke denken. Deze liggen op hun beurt aan de basis van het latere rekenen, lezen, en schrijven.
Vaak worden de moeilijkheden opgemerkt op school. Zo zijn er de kleuters die de fijnmotorische taakjes vermijden, snel afmaken zonder mooi resultaat of er helemaal geen interesse in tonen.
Of het lagere schoolkind dat moeite heeft met het schrijven van letters, omkeringsfouten maakt, blijft tellen op de vingers, spellend leest, niet planmatig kan werken, de vaardigheden globaal traag aanleert en automatiseert. Daarnaast merken ouders en de juf vaak ook aandacht- en concentratieproblemen, faalangst, een onrustig kind of aversie voor school op.
Daarnaast richt de therapie zich ook op kinderen met een gekende diagnose als dyslexie, dyscalculie, ADHD, DCD of ASS. Ook zij hebben baat bij psychomotorische therapie.
De therapie focust zich op het stimuleren van de onderliggende basisvoorwaarden zoals grove- en fijne motoriek, lateralisatie of planmatig werken. Ervaring leert ons echter dat de overdracht naar de schoolse vaardigheden niet altijd automatisch ontstaat. De toepassing in de schoolse vaardigheden als schrijven of rekenen worden dan ook steeds geïntegreerd.